Vasten – 25
De profeet Mohammed ﷺ behandelde zijn vijanden rechtvaardig
· De profeet Mohammed (v.z.m.h.) belichaamde de volgende leer die aan alle moslims werd gegeven:
“En laat de haat voor een volk — omdat zij jullie verhinderden de Heilige Moskee (te bezoeken) — jullie niet aansporen tot overtredingen. En sta elkaar bij in rechtschapenheid en vroomheid, en help elkaar niet in zonde en agressie, en voldoe jullie plicht jegens Allah. Waarlijk, Allah is streng in vergelding” – 5:2
“O jullie die geloven, wees oprecht omwille van Allah, (daarbij) getuigende op rechtvaardige wijze; en laat de haat voor een volk jullie niet aansporen onbillijk te handelen. Wees rechtvaardig; dat staat nader tot de vervulling van jullie plicht. En voldoe jullie plicht jegens Allah. Waarlijk is Allah Zich Bewust van wat jullie doen.” – 5:8
Merk op dat deze leer, namelijk, om jouw haat tegen een ander volk er niet de oorzaak van te laten zijn om onrechtvaardig tegen hen te handelen, binnen zes verzen wordt herhaald. En het zijn verzen die op een zeer laat moment tijdens de missie van de Profeet waren geopenbaard. Niemand kan beweren dat de moslims deze leer alleen op een vroeg moment hadden gekregen en dat deze leer later werd afgeschaft toen de moslims sterker waren geworden.
Helaas zijn veel moslims vandaag de dag terughoudend om elkaar te helpen in het doen van goede werken. Aan de andere kant zijn ze maar al te blij om mee te helpen en mee te doen met die moslims die verkeerd handelen tegenover anderen. Aan het einde van het eerste hierboven geciteerde vers staat: ‘En voldoe jullie plicht jegens Allah. Voorwaar, Allah is streng in vergelding.’ Dit toont duidelijk aan, dat het in de ogen van Allah een ernstige en strafbare zonde is als moslims deze leer overtreden door hun vijanden onrechtvaardig te behandelen uit gevoelens van haat voor anderen. En ook als zij uit wederzijdse jaloezie niet met elkaar willen samenwerken om iets goed te bereiken. En als zij uit misplaatste loyaliteit aan de eigen gemeenschap meedoen met hen in onrechtmatigheden.
· De profeet Mohammed handelde zeer strikt volgens de bovenstaande leer, zoals het volgende vers aantoont:
“Luisteraars omwille van een leugen, verslinders van verboden zaken. Dus als zij bij u (o Profeet) komen, spreek dan recht tussen hen of keert u zich van hen af. En als u zich van hen afkeert, kunnen zij u in het geheel geen kwaad doen. En wanneer u recht spreekt, spreek dan recht onder hen met rechtvaardigheid. Waarlijk houdt Allah van de rechtvaardigen.” – 5:42
De mensen op wie dit vers betrekking heeft, waren bepaalde joden van Medina. Toen profeet Mohammed was aangekomen in Medina, werd er een overeenkomst opgesteld tussen de verschillende volkeren van die stad. Deze overeenkomst was bedoeld om in alle geschillen recht te kunnen spreken, inclusief in de geschillen tussen de joden zelf naar de normen van hun religieuze leer. Maar later werden de joden vijandig tegenover de Profeet. Daarom liet Allah hem de keuze. Hij mocht recht spreken tussen hen, of hij kon weigeren dit te doen. Maar mocht hij oordelen tussen hen, dan werd nog steeds tegen hem gezegd om te oordelen met rechtvaardigheid. Het feit dat hij rechtvaardig was, ondanks hun enorme vijandschap, toont aan dat de Profeet het toppunt van rechtschapenheid had bereikt wat mogelijk is voor een mens.
· Het volgende vers geeft een voorbeeld van profeet Mohammed die in een bepaalde zaak recht sprak. Hierin oordeelde hij in het voordeel van de vijand en ging hij tegen zijn eigen volgelingen in:
“Waarlijk hebben Wij het Boek met de waarheid aan u geopenbaard, opdat u recht zult spreken tussen de mensen met behulp van wat Allah u geleerd heeft. En wees niet iemand die voor de zaak van de oneerlijken pleit. En vraag om vergiffenis aan Allah. Waarlijk is Allah immer Vergevensgezind, Barmhartig. En pleit niet voor degenen die zonder trouw handelen tegenover hun zielen. Allah houdt waarlijk niet van degene die onbetrouwbaar is, zondig”– 4:105-107
Er was eens een geschil tussen een moslim en een jood, waarbij profeet Mohammed een vonnis uitsprak ten nadele van de moslim. Een moslim had iets gestolen, en toen hij van de diefstal werd verdacht, verborg hij het gestolen goed in het huis van een jood en beschuldigde die jood van de diefstal. Zijn hele moslimstam steunde hem. De Profeet besefte dat de jood onschuldig was. Ondanks de openlijke vijandschap van de joden, sprak de Profeet de jood daarom vrij van de aanklacht. Dit gebeurde in een periode waarin elke helpende moslimhand hard nodig was voor de verdediging van de islam. Een oordeel tegen een persoon die door zijn hele stam werd gesteund, zou betekenen dat de Profeet de aanhang van die hele stam verloor. Maar zulke overwegingen waren voor de Profeet van geen enkel belang.
Deze verzen geven dus het algemene principe weer, dat oneerlijkheid bestraft moet worden, en dat men rechtvaardigheid op een eerlijke manier weegt tussen moslims en niet-moslims, en tussen vrienden en vijanden.
Ramadan Daily Quran Study, Dr. Zahid Aziz
Vertaald in Nederlands door Reza Ghafoerkhan
Uitgegeven door: IslamLab