Wie zijn wij

Moslims die tot de Lahore Ahmadiyya Beweging in de Islam behoren geloven dat er geen god is behalve Allah en dat Mohammed de Boodschapper van Allah is. Zij geloven ook in de uitspraak van de heilige profeet Mohammed (moge vrede en de zegeningen van Allah op hem rusten): "Ik ben de laatste der profeten, na mij komt er geen profeet". Dit houdt in dat zij geloven dat de heilige profeet Mohammed (vzmh) de allerlaatste profeet is die door Allah naar de wereld is gezonden. Na hem kan er geen oude of nieuwe profeet meer verschijnen. De stichter van de Ahmadiyya Beweging in de Islam, Hazrat Mirza Ghulam Ahmad »

 

Boeddha, een profeet van Allah

Brief Mirza Ghulam Ahmad

 
Brief gepubliceerd in een krant door Hazrat Mirza Ghulam Ahmad
 
Heeft nooit een moslim kafir genoemd omdat die niet in hem gelooft
 
De volgende brief was geschreven door Hazrat Mirza Ghulam Ahmad aan een van zijn prominente volgelingen en werd op dat moment gepubliceerd in de krant van de Ahmadiyya-gemeenschap, Badr, op 23 augustus 1906, pagina 13. Zoals aangegeven in Badr boven aan de brief, werd deze overgenomen uit de krant Paisa, een bekende algemene islamitische krant van die tijd. Hazrat Mirza Ghulam Ahmad heeft dus zijn standpunt, zoals in deze brief uitgelegd, bekend gemaakt aan een ​​algemeen moslims lezerspubliek. Het laat zien dat hij nooit moslims beschouwd of verklaard heeft als kafir omdat zij niet in hem geloven. Integendeel, het waren de religieuze moslimleiders die hem tot kafir verklaarden en verder aankondigden, dat als hij een moslim is dan zijn zij zelf kafirs.

Hieronder is de vertaling van zijn brief, met de titel zoals die in Badr staat. Daaronder staat een scan van oorspronkelijke publicatie in Badr.
 
 
Hoe onze tegenstanders de veroordeling van kufr tegen zichzelf uitspraken

Een recente brief van de Beloofde Messias

(Overgenomen uit de het dagblad Paisa)
 
In de naam van Allah, de Barmhartige, de Genadevolle
We prijzen Hem en sturen zegeningen over Zijn Nobele Profeet

Beste broeder Dr. Sayyid Muhammad Husain
Assalamu alaikum wa rahmatullah wa barakatuh
 
Ik heb geluisterd naar de brief die gericht was tot maulvi Muhammad Ali. Ik ben verbaasd over de reden waarom de tegenstanders valse beschuldigingen tegen ons uiten. Met betrekking tot de kwestie van takfir is het een feit, dat ik in het begin altijd al deze mensen beschouwd heb als mensen die de Kalima opzeggen, en is het nooit bij me opgekomen dat ik ze tot kafir zou moeten verklaren. Toen gebeurde het zo dat maulvi Muhammad Husain Batalvi een petitie met betrekking tot mij had opgesteld die hij voorlegde aan maulvi Nazir Husain van Delhi, en hij sprak het vonnis uit, dat ik en mijn volgelingen kafirs zijn, en als we sterven is het verboden om ons te begraven op moslimse begraafplaatsen. Daarna werden een stempel van goedkeuring van takfir door bijna tweehonderd maulvi’s geplaatst op dat vonnis. Maulvi’s van de hele Punjab en de rest van India hebben dus hun stempel van goedkeuring gegeven aan dat vonnis dat ik werkelijk een kafir ben –  waarvan de mate van het ongeloof groter is dan van joden en christenen – en ook dat als wij [Ahmadiyya’a] moslims zijn dan zijn zij kafirs, omdat de authentieke hadiesverslagen zeggen, dat als iemand een moslim een kafir noemt, dan kaatst deze beschuldiging terug naar degene die hem zo noemt. Daarom was het op basis hiervan dat we genoodzaakt waren om deze mensen te beschouwen als kafir. Wij hebben zeker niet het initiatief genomen om hen kafir te noemen. Zij waren het die het initiatief namen. Het oordeel van kufr werd eerst door hen uitgesproken. Wij hebben geen enkele verklaring doen uitgaan die hen kafirs noemt. Nu, als iemand er aanstoot aan neemt om kafir genoemd te worden, dan is er voor hem een eenvoudige oplossing: hij doet een verklaring uitgaan dat hij Ahmadiyya’s niet beschouwt als kafirs, maar dat degenen die Ahmadiyya’s kafirs noemen kafirs zijn. Het is toegestaan door degenen die ons kafirs noemen, zoals maulvi Muhammad Husain, dat volgens de beginselen van de islam degene die een moslim een kafir noemt zelf een kafir wordt. Dus gezien het feit dat maulvis van de hele Punjab en de rest van India mij en mijn volgelingen tot kafir hebben verklaard, en bij de rechter hebben voorgelegd dat we kafirs zijn en buitengesloten zijn van de religie van de islam, waarom zijn wij dan hiervoor verwijtbaar? Ze kunnen ondervraagd worden en zullen moeten toegeven, dat degene die een moslim een kafir noemt zelf een kafir wordt. En als het het geval was dat we hen tot kafirs hebben verklaard vanwege hun vonnis van kufr tegen ons, dan moeten zij die verklaring naar voren brengen. Dus als iemand maulvi Muhammad Husain, Nazir Husain en anderen als moslims beschouwt, ondanks hun vonnis tegen ons, hoe kan hij ons dan als moslims beschouwen? En als hij ons als moslims beschouwt, hoe kan hij hen dan als moslims beschouwen? Dis is dus de kern van de zaak, dat we genoodzaakt waren om deze mensen kafirs te noemen.
 
Wassalam,
 
Getekend:
Mirza Ghulam Ahmad
 
 
Scan van de brief in Badr, 23 augustus 1906, pagina 13