Boek Siraj munir - metaforisch nabi en rasul
Verklaring in het boek Siraj Munir over het
metaforisch gebruik van de woorden nabi en rasul
In zijn boek Siraj Munir, gepubliceerd in maart 1897, schrijft Hazrat Mirza Ghulam Ahmad:
“Uit geen valse beschuldigingen tegen mij, dat ik beweerd heb dat ik een profeet in de werkelijke zin te zijn. Hebt u niet gelezen, dat een muhaddas [heilige] ook een mursal [messenger] is? … Het is waar dat in de openbaringen die God gezonden heeft tot deze dienaar de woorden nabi, rasul en mursal met betrekking tot mezelf vrij vaak voorkomen. Echter, ze dragen niet hun werkelijke betekenis in zich. …
Wij geloven en erkennen dat, in overeenstemming met de werkelijke betekenis van nubuwwat [profeetschap], er na de Heilige Profeet Mohammed geen nieuwe of oude profeet meer kan komen. De Heilige Koran verbiedt de verschijning van dergelijke profeten. Maar in metaforische zin kan God elke ontvanger van openbaringen een nabi of een mursal noemen. Hebt u niet die Gezegden van de Heilige Profeet gelezen, waarin de woorden voorkomen: rasulu rasul-illah [‘boodschapper van de Boodschapper van Allah’]? Tot de dag van vandaag noemen de Arabieren zelfs iemand die een boodschap brengt van een mens een rasul. Waarom is het dan verboden voor God om ook het woord mursal [boodschapper] in metaforische zin te gebruiken? ...
Ik zeg herhaaldelijk dat deze woorden, rasul en mursal en nabi, zonder twijfel met betrekking tot mezelf voorkomen mijn openbaringen van God, maar ze niet dragen hun werkelijke betekenis in zich. En net zoals deze dat niet doen, zo wordt de Beloofde Messias, die nabi wordt genoemd in Hadies, niet bedoeld in een werkelijke zin. Dit is de kennis die God mij gegeven heeft. Laat hem die wil begrijpen. En wat ook aan mij bekend is gemaakt, is dat de deuren van het werkelijke profeetschap volledig gesloten zijn na de Khatam-un-nabiyyin, de Heilige Profeet Mohammed. Volgens de werkelijke betekenis kan er geen nieuwe profeet, noch een oude profeet nu nog komen.”
– Siraj Munir, pagina's 2-3, gepubliceerd in 1897. (Onderstreping is van ons.)
De oorspronkelijke tekst in het Urdu (Ruhani Khaza’in, vol 12, pagina’s 4-5) is als volgt: