Vasten – 29
Al-salaatoe ‘ala-l-Nabi of Daroed
“Waarlijk zegenen Allah en Zijn engelen de Profeet. O jullie die geloven, vraag om zegeningen (salaat) voor hem en groet hem (salaam) met een (passende) groet.” – 33:56
Het bidden om zegeningen voor profeet Mohammed (v.z.m.h.) door Allah en de engelen houdt in, dat alle valse beschuldigingen tegen hem weerlegd zouden worden, en dat zijn missie zou bloeien door de zegeningen die Allah over hem zou storten. Dat is het besluit van Allah dat tot stand zou worden gebracht. De engelen werken in op de harten van mensen. Dat de engelen de Profeet zegenen betekent, dat in de harten van de mensen goede en edele gedachten over hem zullen binnengaan wanneer zij zijn leven en werk bestuderen.
Van de gelovigen wordt gevraagd om mee te doen met het bidden om zegeningen voor profeet Mohammed. Dit betekent dat ze er alles aan moeten doen om het ware beeld van zijn leven aan de wereld te presenteren. Ze moeten alle misvattingen over hem proberen weg te nemen en de valse beschuldigingen en bezwaren tegen hem te weerleggen. Het bidden om zegeningen voor de Profeet door de gelovigen dient niet alleen te gebeuren door bepaalde woorden en uitdrukkingen te reciteren.
· De woorden van de Daroed (zoals het genoemd wordt in het Urdu en Perzisch) of Al-Salaatoe ‘ala-l-Nabi (zoals het in het Arabisch wordt genoemd) staat als volgt in een hadies van Bukhari:
“We vroegen de Boodschapper van Allah, zeggende: o Boodschapper van Allah, hoe moet men (Allah vragen om) zegeningen (salaat) tot u te sturen, en tot de leden van uw gezin, want Allah heeft ons geleerd hoe u te groeten (salaam)? Hij zei, zeg:
Allaahoemma, salli ‘alaa Muhammad-in wa ‘alaa aal-i Muhammad-in kamaa sallaita ‘alaa Ibraahiema wa ‘alaa aal-i Ibraahiema, innaka Hamied-oen Madjied.
Allaahoemma, baarik ‘alaa Muhammad-in wa ‘alaa aal-i Muhammad-in kamaa baarakta ‘alaa Ibraahiema wa ‘alaa aal-i Ibraahiema, innaka Hamied-oen Madjied.
Dit betekent:
“O Allah, verhef Mohammed en de ware volgelingen van Mohammed, zoals U Abraham en de ware volgelingen van Abraham verhief. U bent de Geprezene, de Verheerlijkte.
O Allah, zegen Mohammed en de ware volgelingen van Mohammed, zoals U Abraham en de ware volgelingen van Abraham zegende. U bent de Geprezene, de Verheerlijkte.”
Het woord aal, zoals in aal-i Muhammad en aal-i Ibrahiem hierboven, betekent ‘nakomelingen’. Maar in het geval van een profeet heeft aal een bredere betekenis, namelijk de ‘ware volgelingen’ van die profeet.
· Dit gebed, dat de Profeet aan de moslims heeft geleerd, toont op drie manieren zijn nederigheid:
1. Terwijl in andere godsdiensten de volgelingen bidden tot de stichter van die godsdienst, of in zijn naam, bidden de moslims hier voor de stichter van hun godsdienst.
2. De Profeet vroeg om de bovenstaande gebeden niet alleen voor zichzelf te zeggen, maar ook voor zijn ware volgelingen. Slechts enkele verzen eerder dan het vers 33:56 dat aan het begin is aangehaald, worden alle gelovigen aangesproken:
“O jullie die geloven … Hij (Allah) is het Die zegeningen (salaat) op jullie neer doet dalen, en (zo ook) Zijn engelen.” - 33:43
De gelovigen krijgen dus dezelfde zegeningen zoals die geschonken worden aan de Profeet vanwege hun band met hem.
Profeet Mohammed zelf bad om zegeningen voor zijn volgelingen. In een hadies staat het volgende:
“Een vrouw zei tegen de Profeet: Vraag om zegeningen voor mij en mijn echtgenoot (ṣalli ‘alayya wa ‘alā zaujī). De Profeet zei: ‘Moge Allah zegeningen naar u en uw echtgenoot sturen (ṣallallāhu ‘alai-ki wa‘ alā zaujik).’” (Abu Dawud)
3. In de Daroed wordt gevraagd dat aan profeet Mohammed en zijn ware volgelingen dezelfde verheffing en zegeningen wordt geschonken als die welke aan Abraham en zijn ware volgelingen werden geschonken. Zo worden de moslims in dit gebed eraan herinnerd, dat anderen voor hen – sterker nog, degenen wiens hedendaagse afstammelingen in veel opzichten gekant zijn tegen moslims – zegeningen kregen en dat moslims tot deelgenoten gemaakt mogen worden van diezelfde zegeningen.
Wat waren die zegeningen die eerder geschonken werden aan Abraham en zijn ware volgelingen? Deze worden genoemd in de vorm van beloften aan Abraham in de Bijbel, bijvoorbeeld:
“Ik zal u tot een groot volk maken, en Ik zal u zegenen, en uw naam groot maken, zodat dat u een zegen zult zijn. Ik zal zegenen wie u zegenen ... en door u zullen alle families van de aarde gezegend worden.” (Genesis, 12:2-3)
Maar de vroegere volgelingen van Abraham, namelijk de joden en de christenen, weken af van zijn leer, zowel in termen van geloofsopvattingen als in daden. En om die reden werd deze belofte voor hen niet vervuld. Daarom deed Allah profeet Mohammed opstaan om de godsdienst van Abraham opnieuw te vestigen, en zodat die belofte – namelijk, dat er een groot en gezegend volk op de wereld zou komen – via hem, profeet Mohammad, en zijn volgelingen zou worden vervuld.
Wij als moslims moeten acht slaan op de waarschuwing dat de vroegere volken, aan wie Allah grootsheid had beloofd, deze belofte werd onthouden toen ze van Zijn leer begonnen af te wijken en wandaden begingen.
Ramadan Daily Quran Study, Dr. Zahid Aziz
Vertaald in Nederlands door Reza Ghafoerkhan
Uitgegeven door: IslamLab