“En toen zijn Heer Abraham beproefde met zekere bevelen, vervulde hij ze. Hij zei: Ik zal u zekerlijk tot een leider van de mensheid maken. Hij zei: En van mijn nakomelingen? Hij zei: Mijn verbond omvat de slechtdoeners niet.” (De Heilige Koran, 2:124)
“En toen Abraham zei: Mijn Heer, maak deze stad veilig, en behoed mij en mijn zonen voor het aanbidden van afgoden. Mijn Heer, waarlijk, zij hebben vele mensen laten dwalen. Derhalve, wie mij volgt, hij behoort zekerlijk tot mij; en wij mij niet gehoorzaam is, dan waarlijk, U bent Vergevend, Genadig.” (De Heilige Koran, 14:36)
Ik zal spoedig terugkomen op een uitleg van deze zojuist aangehaalde verzen.
Laat mij hiervóór het welbekende gebed, dat aan de moslims wordt onderwezen, voorlezen, dat in het Oerdoe en het Perzisch bekend staat als de Daroed (ﺩﻭﺮﺪ) en in het Arabisch als Salaat oen-Nabie (ﻰﺒﻧﻠﺍ ﺓﻼﺼ):
“O Allâh, verhef Mohammed en de ware volgelingen van Mohammed, zoals U Abraham en de ware volgelingen van Abraham verhief, U bent de Geprezene, de Verheerlijkte.
O Allâh, zegen Mohammed en de ware volgelingen van Mohammed, zoals U Abraham en de ware volgelingen van Abraham verhief, U bent de Geprezene, de Verheerlijkte.”
De moslims reciteren de woorden van dit gebed in het Arabisch zowel binnen het stel van de dagelijkse gebeden als bij andere gelegenheden, en men gelooft dat deze een bron van zegeningen zijn. Maar helaas, de moslims in het algemeen zijn zich of niet bewust van wat de Arabische woorden van het gebed betekenen, of wanneer zij de betekenis kennen, dan zijn zij zich niet bewust van wat de “verheffing” en “zegen” is, die zij vragen om aan de Heilige Profeet Mohammed en zijn volgelingen te schenken, welke ook geschonken werd aan Abraham en zijn volgelingen.
De bijbel vermeldt de beloftes van verheffing en zegen die God gaf aan Abraham en zijn nageslacht als volgt. God zei tot Abraham:
“Ik zal u tot een grote natie maken, en Ik zal u zegenen, en uw naam groot maken, zodat u een zegen zult zijn. Ik zal degenen zegenen die u zegenen ... en door u zullen alle families van de aarde zichzelf zegenen.” (Genesis, 12:2-3)
“U zult de vader zijn van een menigte van naties ... Ik zal u tot naties maken, en koningen zullen uit u voortkomen.” (Genesis, 17:4, 6)
“Ik zal u voorzeker zegenen, en uw afstammelingen vermenigvuldigen als de sterren aan de hemel en als de zandkorrels die aan de zeeoever zijn ... En door uw afstammelingen zullen alle naties van de wereld zichzelf zegenen.” (Genesis, 22:17-18)
Helaas beschouwen de volgelingen van de bijbel, dat wil zeggen, de joden en de christenen – waarbij de eerste groep de afstammelingen zijn van Abraham via Izaak en Jakob, en de tweede groep ontstaan is uit de joden – dat deze belofte onvoorwaardelijk is. Hun opvatting was dat hoe zij zich ook gedroegen, goed of slecht, zij zouden toch grote en gezegende naties zijn, omdat zij afstammelingen waren van Abraham. Maar de Heilige Koran brengt deze belofte op een andere wijze, zoals in het vers dat aan het begin van de goetba werd aangehaald. Toen Abraham aan God vroeg over zijn nakomelingen, toen zei God: Mijn belofte omvat en strekt zich niet uit tot de slechtdoeners.
Ook volgens een ander vers in de Heilige Koran, zoals hierboven aangehaald, bad Abraham tot God als volgt:
“Derhalve, wie mij volgt, hij behoort zekerlijk tot mij; en wie mij niet gehoorzaam is, dan waarlijk, U bent Vergevend, Genadig.” (De Heilige Koran, 14:36)
Twee punten worden hier gesteld:
1. Wie ook het pad van Abraham volgt, behoort “tot hem” of zijn nageslacht, nazaat of nakomelingenschap. Hetzelfde is op elke andere geestelijke leider van toepassing. Het is niet louter via een fysieke afstamming, maar door het volgen van hun pad dat u hun werkelijke afstammelingen wordt. Dit is een groot en diep beginsel dat de islam onthult, en indien wij dit in gedachten houden, dan kan het ons vele malen behoeden de verkeerde kant op te gaan.
2. Wat betreft degenen die Abraham niet gehoorzaam zijn of hem niet volgen, bidt hij om vergiffenis voor hen. Dit leert ons om steeds tot Allâh te bidden om vergiffenis en genade te tonen aan de verwerpers van de waarheid door hen binnen de schoot van de waarheid te brengen.
Na Abraham, naarmate de tijd lang genoeg verstreek, ontstonden er twee grote godsdiensten onder de volgelingen van de bijbel: de joodse en christelijke godsdiensten. Maar beide weken af, en gingen in werkelijkheid tegen het pad van Abraham in, terwijl zij zichzelf beschouwden als de gezegende naties die uit hem ontsprongen.
De joodse godsdienst werd een godsdienst van alleen riten en rituelen, zodat de priesters en de massa zich vasthielden aan de letter van de religieuze leringen, maar de ware geest kwijt raakten. Zij verloren de geest van het opofferen van iemands verlangens, hetgeen Abraham liet zien, en waarom hij inderdaad befaamd is. Zij werden dus een moreel vervallen volk, terwijl zij zich hoogst onbuigzaam vasthielden aan de letter van de religie.
De christelijke godsdienst ontwierp verkeerde opvattingen omtrent God, waarbij zij een sterfelijke Jezus tot een deel van God maakten, hiermee tegen de Eenheid van God ingaande, die zo dierbaar was voor Abraham en welke hij zo vurig predikte, en de leerstelling verzonnen dat uw zonden vergeven worden als u gelooft dat Jezus stierf voor uw zonden. Het was Abraham’s geloof dat de enige manier om uw zonden te laten vergeven het leiden van een rechtschapen leven is met het geloof in Eén God.
Hoe kunnen dezen naties dan de gezegende erfgenamen van Abraham zijn, wanneer zij tegen zijn leringen ingaan?
Dit is waarom God vervolgens de Heilige Profeet Mohammed opwekte, uit de afstammelingen van Abraham via Ismaël, teneinde de door Abraham onderwezen leringen te doen herleven. Dat wil zeggen, het geloof in Eén God, het opofferen van uw lage begeerten teneinde God te bereiken, en het leiden van een rechtschapen leven.
Afgezien van het doen herleven van de geloofspunten van Abraham, verrees de islam ook in de stoffelijke en materiële zin op een plaats, Mekka, welke fundamenten door Abraham werden gelegd, en de islam maakte de Ka’bah, die uit een vervallen toestand door Abraham werd herbouwd, als haar religieuze centrum. Bovendien stelde de islam de herdenking aan het voorval van Abraham’s offerdaad in, wat tijdens de Hadj wordt uitgevoerd en door alle moslims over de hele wereld.
Dit laat zien dat het de moslimnatie is die de erfgenaam is van Abraham, en het is via deze natie dat de door God aan Abraham gegeven belofte wordt vervuld, namelijk, “Ik zal van u een grote natie maken en zal degenen zegenen die u zegenen, en door uw afstammelingen zullen alle naties van de wereld zichzelf zegenenen”.
De betekenis van het Daroed gebed, of Salaat oen-Nabie, is dat wij bidden dat de belofte van de zegeningen van God die tot Abraham en zijn volgelingen kwamen, vervuld worden via de Heilige Profeet Mohammed en zijn volgelingen.
Maar wij moeten ervoor waken dat wij door het louter op een symbolische manier kopiëren van Abraham’s offer, of alleen door op Hadj te gaan naar de plaats die met Abraham wordt geassocieerd en de uiterlijke rituelen uit te voeren, wij niet zijn erfgenamen en de erfgenamen van de beloofde zegeningen worden.
Om de werkelijke erfgenamen van Abraham te zijn, om waardig te zijn de beloofde zegeningen te erven, moeten wij van onze eigen begeerten offers brengen, net zoals Abraham dat deed, hetgeen gedaan moet worden om een hoger doel te bereiken.
Dit is waarom onze Daroed verwoord is in de vorm van een gebed: “O Allâh, verhef, ... O Allâh, zegen ...”, zodat wij ons realiseren dat het een doel is waarvoor wij moeten werken en bidden. Het wordt de moslims niet geleerd om deze zegeningen te beschouwen als iets dat God hen garandeert, ongeacht hun gedrag, hoewel het waar is dat de volgelingen van de Profeet Mohammed voorbestemd zijn om die zegeningen te erven.
Aan Abraham werd beloofd, in de woorden van de Heilige Koran, dat hij tot “een leider voor de mensheid” zou worden gemaakt. Wat betekent dat? Hij was door God uitgekozen als een voorbeeld vanwege zijn bereidheid datgene op te offeren op de weg van God wat hij het meest liefhad. Wanneer zijn erfgenamen leiders zullen moeten worden van de gehele mensheid, dan zullen zij op dezelfde manier datzelfde voorbeeld van zelfopoffering moeten stellen. Volgens de islam is een leider niet iemand die alleen macht heeft en orders uitdeelt. Een leider is iemand die zelf het hoogste voorbeeld stelt, waarvan hij van anderen wenst of verlangt dit te doen, en de mensen volgen dan zijn voorbeeld. Dit was de soort leider die de Heilige Profeet Mohammed was; iemand die als zijn handelingen en leven als een voorbeeld achterliet. De islam wenst dat de moslims deze soort van leiderschap over de naties bezit.
De belofte bevat ook dat er uit Abraham een “grote” natie wordt gemaakt. Wat is een grote natie? Volgens de Koran is het niet één die over de meeste landen regeert, het grootste rijk heeft, de meeste rijkdommen en hulpbronnen bezit, of het meest machtig is in wapens en krijgsmachten, maar de grootste natie is die, welke de waarheid, goedheid en rechtvaardigheid meer dan wie ook hooghoudt.
Hier zal ik een vraag behandelen, die verband houdt met de Daroed en die wel eens wordt gesteld. De vraag luidt: Aangezien de Heilige Profeet de grootste van alle profeten is in rang en status, waarom bidden wij moslims dat Allâh zegeningen aan hem en aan zijn volgelingen moge schenken, die reeds geschonken waren aan Abraham en zijn volgelingen? Zeggen wij dat Abraham een hogere rang heeft dan Mohammed, en bidden wij dat de Heilige Profeet diezelfde rang en status bereikt?
Het antwoord is dat de woorden van de Daroed, “zoals u Abraham en de ware volgelingen van Abraham verhief”, en ,” zoals u Abraham en de ware volgelingen van Abraham zegende”, niet verwijzen naar enige verheffing of zegeningen die daadwerkelijk in volledige mate door Abraham en zijn volgelingen werden verkregen vóór de tijd van de Heilige Profeet, zodat wij zouden kunnen zeggen dat wij bidden om hetzelfde, wat nu aan de Heilige Profeet en aan zijn volgelingen moet worden gegeven. Veeleer was dit een belofte die God deed aan Abraham met betrekking tot de toekomst. Die belofte is op slechts zeer gedeeltelijke wijze vervuld via de Israëlitische profeten en koningen in de bijbel die na Abraham kwamen, en tegen de tijd dat de Heilige Profeet opstond, hadden de volgelingen van de bijbel al die zegeningen verloren als gevolg van het compleet afwijken van de leringen van Abraham. Vandaar dat de belofte aan Abraham en zijn volgelingen voorbestemd was om bewaarheid te worden via de Heilige Profeet Mohammed en zijn volgelingen: dat er over de hele wereld grote naties zullen zijn die Abraham’s boodschap volgen, hem zegenen, en die door zijn naam groot zullen worden gemaakt. De Daroed is dus een gebed om te zeggen: moge de beloftes de God heeft gedaan aan Abraham tot vervulling komen op de meest volledige en complete wijze via de Heilige Profeet Mohammed en zijn volgelingen.
Daroed en het missiewerk van onze Beweging.
Als tweede betekent het, aangezien wij in de Daroed bidden dat de Heilige Profeet Mohammed (vzmh) verheven en gezegend wordt, dat wij ook naar dit doel moet toewerken. Om de Heilige Profeet verheven op de wereld te laten zijn, is het absoluut vereist om hard te strijden om een waar beeld van zijn nobele leven en karakter te presenteren, in het bijzonder om een tegenaanval te leveren tegen het valse beeld dat men aantreft in de vijandige Westerse geschriften, alsook in bepaalde moslimboeken, geschreven door dwaze vrienden. Slechts dan zal het beeld van de Heilige Profeet, en tezamen met hem dat van zijn volgelingen, hoog opstijgen of verheffen op de wereld. Slechts dan zullen de mensen zich realiseren wat een grote zegening hij voor de wereld was, en zij zullen hun zegeningen naar hem zenden.
Alleen maar met het herhalen van de Daroed in woorden, zonder enige handeling die de verheffing en zegen teweegbrengt waarvoor men bidt, kan niets worden bereikt.