Leerstellingen van de Koran en ervaringen van moslimheiligen
Zoekers zullen bemerken dat ze gaan nadenken over de aard van het goddelijke en het menselijke, en de onderlinge relatie tussen die twee. De kalima (het credo van de Islam) bestaat uit twee delen, namelijk dat van de Godheid en dat van de mensheid. Wil men moslim worden, dan moet men zijn geloof in de ware God en de vervolmaakte mens verklaren. Wij erkennen dat Allah, de Enige, zonder beperking is, en dat onze meester, de profeet Mohammed, vrede zij met hem, ons het geloof in onbeperkte menselijke mogelijkheden presenteert. Met de perfecte gids in zowel de goddelijke als menselijke vorm, hechten wij onszelf aan het pad dat leidt naar perfectie.
Gedurende zijn spiritueel verblijf in islamitische studiecentra, legde Hazrat Maulana Hakim Nur-ud-din (gestorven in 1914), die later de eerste leider van de Ahmadiyya Anjuman zou worden, zijn bai'at (gelofte) af in de handen van de beroemde soefi-sjeik, Hazrat Shah Abd-al-Ghani. Nur-ud-din ontving één Koranvers en later ontving hij een tweede vers om hem te helpen bij zijn spirituele oefening. Deze waren: "We zijn dichter bij de mens dan zijn halsader" (50:16), en "Hij is met u, waar u ook mocht zijn." (57:4)
Doordat hij gedurende verscheidene maanden in deze verzen opging, werd Hazrat Maulana Nur-ud-Din gezegend met regelmatige visioenen en dromen over de Heilige Profeet, vrede zij met hem. Hij zei over zijn ervaringen dat zijn bewustzijn toenam en dat hij inzichten verkreeg in het verbeteren van zijn eigen spirituele leven.
Binnen de tekke (soefi-huis) waar hij enige tijd verbleef, werd de hele Koran dagelijks gereciteerd. Veel derwisjen reciteerden de kalima 19.000 keren per dag. Sommigen klaagden dat Nur-ud-din niet regelmatig deze dhikr beoefende, waarop zijn sjeik namens hem antwoordde: "Toon hem een bewijsplaats en ik ben er zeker van dat hij zich dan zal schikken". Dit toont aan dat Nur-ud-din reeds het standpunt van Hazrat Mirza Ghulam Ahmad deelde. Namelijk, dat de beoefening van de tariqat (de mystieke weg van de Islam) onder de sjari'ah viel (wettige autoriteit gebaseerd op de Koran). Hij was absoluut nauwkeurig in het naleven van het gebed en naar alle waarschijnlijkheid verrichtte hij zijn meditatie tijdens het verrichten van de rituele gebeden op de verzen die hem werden gegeven.
God is dichtbij te vinden en niet ver
Deze twee machtige Koranverzen verklaren ons dat Allah heel dicht bij ieder menselijk wezen is en dat Hij altijd aanwezig is. De geliefde profeet Mohammed, vrede zij met hem, al-Insaan al-Kamil, onze volmaakte meester, wijst ons met de volgende woorden hoe wij in onszelf moeten kijken indien we Allah willen kennen: "Hij die zichzelf kent, kent Allah". Hij brengt ons ertoe om "in onszelf kwaliteiten te ontwikkelen die verwant zijn aan de eigenschappen van Allah".
De vrienden op het pad van de tariqat brengen de ervaring van de grote Bustami over, die in een prachtig visioen spiritueel opsteeg naar de Troon van Allah waarop hij uitriep: "Ben jij de plaats waar Allah Zelf zetelt?" De troon antwoordde, "Aan alle kanten wordt ons verteld dat Allah in het nederige menselijke hart gevonden kan worden". Dit wordt bevestigd in de Heilige Koran.
Hoe kan de gelovige de Enige naderen, Die altijd en overal aanwezig is? Van de bestudeerde verzen is één ding zeker. Je hoeft nergens naar toe te gaan. Hoewel reizen een aanbevolen spirituele oefening is, wanneer het gedaan wordt met de juiste intentie en onder goede begeleiding, zal het je niet noodzakelijkerwijs dichter bij Allah brengen. Zijn heilige verblijfplaats kan niet worden gevonden in de entourage van een bepaalde cultuur. Waar ging ons voorbeeld, het Licht van onze tijd, Hazrat Mirza Ghulam Ahmad naar toe? Hij bleef zijn hele leven lang in zijn kleine dorp Qadian en af en toe ging hij naar naburige steden als zijn zaken dat eisten. Hij wist heel goed dat Allah dichtbij is en dat Zijn troon in ons binnenste is. Waar moet je dan naar toe gaan?
Veel gelovigen zijn geneigd te denken dat Allah ver weg is, misschien op een troon boven de wolken, voorbij de melkweg. Zij zoeken God boven en buiten henzelf wanneer zij Hem benaderen. Natuurlijk is het waar dat de Rabb al-'alamien ver en dichtbij is, en regeert over de werelden die dichtbij en veraf zijn, zichtbaar en onzichtbaar. Maar welke focus kan nu het meeste bijdragen tot de individuele spirituele groei? Hoewel het misschien onbetekenend is, zal een klop op de deur, meer dan een ramp op afstand, onmiddellijk uw aandacht trekken. Alleen als uw huis schudt, krijgt de beving uw serieuze aandacht.
Drie fases om dicht bij het Goddelijke te komen
Allah heeft iedere eeuw via een Ahmadiyya-beweging gezegend met de middelen om de juiste focus te verkrijgen op het geestelijke vlak. Hazrat Mirza Ghulam Ahmad, de initiatiefnemer van de beweging van deze eeuw, beschrijft drie fasen via welke wij ons bewustzijn van de nabijheid van Allah, de altijd Aanwezige, kunnen vergroten. Dit zijn de fasen van menselijke ontwikkeling die, wij doorlopen door de jaqien, de zekerheid van het geloof, te perfectioneren.
Uitgaande van het menselijke hartcentrum, volgt liefde op geloof. Het vormt de hele persoon. "Degenen die geloven houden het meest van God" (2:165). De eerste fase is het zich bewust zijn van de barmhartigheid, genade en vrijgevigheid van Allah die naar de schepping stromen. Dit stimuleert de kwaliteiten van oprechtheid, geloof en gehoorzaamheid. De gelovige reageert hierop met liefde voor Allah, zichzelf en anderen. Dit is de staat van 'Abdoellah, hij die Allah, de Grote Meester, dient.
In de tweede fase, aldus Hazrat Mirza sahib, komt men dichter bij Allah, de Bron, en de Meester neemt het voorkomen van een ouder aan. De liefde is versterkt en persoonlijker, en gereinigd van zelfzuchtige motieven. Het wordt een natuurlijk en gemakkelijk proces, zoals bij een band tussen ouder en kind. De Koran zegt: "Gedenk God zoals u uw vaderen gedenkt, met zelfs een nog groter gedenken" (2:200).
In de derde fase krijgen wij de gelegenheid te begrijpen hoe dichtbij elkaar het goddelijke en het menselijke kunnen komen. Hazrat Mirza sahib verklaart deze fase als de innerlijke manifestatie van het Goddelijke - waarbij de ziel van het licht, degene die jij werkelijk bent in een grote, heldere spiegel naar zijn eigen spiegelbeeld kijkt en niets anders dan Allah ziet!
Toen de grote soefi-heilige Mansur al-Hallaj deze extatische staat bereikte, verklaarde hij ana al-Haqq - "Ik ben God (lett.: de Ware) - waarop hij werd vermoord door de maulvi's van zijn tijd en volledig opging in de oceaan van de Goddelijkheid. De maulvi's waren (en zijn) erg bang voor de macht van de individuele ziel. Verachtelijke tyrannen die greep proberen te krijgen op anderen, verstijven van angst ten overstaan van spirituele bevrijding. We hebben deze kennis direct van Hazrat Mirza sahib gekregen, en die volgelingen van hem die gezegend zijn met inzicht, zullen diep in die zee van goddelijke kennis kijken, waar hij ons naar toe heeft gebracht om naar parels te duiken.
Sjari'ah en Tariqat
Het is nu het geschikte moment om twee aspecten van de Islam te bespreken. Hazrat Mirza Ghulam Ahmad gaf in zijn geschriften ruime aandacht aan beide zaken. De sjari'ah wet, welke is afgeleid van de Koran zelf, maar die momenteel een aanzienlijke inbreng van de geleerden bevat, regelt voor de volgelingen de sociale activiteiten, die mensenrechten, vermogensrecht en de principes van het besturen bevat. De sjari'ah wordt, evenals de wetten van andere godsdiensten, het middelpunt van strijd en gevecht, niet vanwege de religie, maar vanwege het feit dat mensen het gebruiken om hun lage instincten te bevredigen. Zij beschouwen de religieuze wet als hun exclusieve en zelfzuchtige doelstelling, zelfs terwijl ze getuigen dat Allah Eén is en voor iedereen. De essentie van alle ware religies is hetzelfde. Toch snijden fanatici elkaars kelen door, in hun ijver hun persoonlijke interpretatie aan anderen op te dringen. Daarnaast houden zij zich bezig met het aanbidden van valse vereringsvoorwerpen, zoals menselijke leiders of hun graftomben, waarbij zij de gemeenste daden begaan.
De belangrijkste hoofdweg wordt sjar' genoemd, vandaar sjari'ah, de hoofdweg van het islamitische geloof. De gemeenschap wordt hierdoor wettelijk gebonden. Er is ook de aantrekkelijke weg, die door de soefi's wordt betreden. Het is het innerlijke pad dat tariqat wordt genoemd. Terwijl het nauwer is dan de hoofdweg, en veel moeilijker om te volgen, kweekt het een afhankelijkheid van Allah alleen en een stijgend bewustzijn van Hem. Het is het pad naar vernietiging van het slechte ego, het innerlijke afgodsbeeld, bedoeld om de ware ziel te bevrijden en haar van eenwording met Allah te verzekeren. Hazrat Mirza sahib was de hervormer van sjari'ah en tariqat. Veel van zijn leerstellingen kunnen het best worden begrepen in het licht van de tariqat en ze lijken sterk op de geschriften van vroegere modjaddids (hervormers) en Meesters van het Pad (soefi-heiligen). Het begrijpen van dit werk van de stichter van de Ahmadiyya beweging kan voor zijn volgelingen een hulpmiddel zijn, om de waarachtige spiritualiteit te begrijpen waarop de grote mohaddas van zijn tijd zo de nadruk legde.
De betekenis van het gebruik van het woord 'profeet'
Het controversiële onderwerp van noboewwat (profeetschap) met betrekking tot de positie van Hazrat Mirza Ghulam Ahmad verduidelijkt waarom het nuttig is begrip van dit woord te verwerven. Uitgaande van de sjari'ah, of wettelijke betekenis, zou zijn gebruik van de term met betrekking tot hemzelf bezwaarlijk zijn alsook duidelijk ver afstaan van wat mogelijk is binnen de Islam. Van alle moslimscholen en -groeperingen, nam slechts één groep van misleide volgelingen van Hazrat Mirza sahib het woord nabi (profeet) dat in zijn visioenen verscheen, in de echte betekenis van de sjari'ah, hoewel zij op de huid gezeten worden om het nader aan te duiden. Als in plaats daarvan, het woord echter gezien wordt in de betekenis van tariqat, dan zijn er honderden van precedenten te vinden bij de grote en gerespecteerde soefi-meesters van wie men heeft kunnen zien dat zij het voorkomen, de karakteristieken en de kwaliteiten van een profeet hebben {noot}.
De profeet Moses was een grote wetgever. De Thora werd aan hem en aan alle mensen van Israël gegeven. Hij was, zoals de profeet Mohammed, vrede zij met hem, de meester van de religieuze wet. Maar in tegenstelling tot de profeet Mohammed was Mozes nog onvolwassen, wanneer het aankwam op het volgen van het innerlijke pad. Hij vroeg te reizen, maar kon geen geduld opbrengen volgens de Koran. Hij was een dappere man. Hij had veel kwaliteiten maar bekijk eens zijn probleem op het Pad. De wereld ziet de man van de wet, de politicus, de 'leiders' van de religie. De meester van het spirituele pad, de grote spirituele gidsen, kunnen feitelijk onbekend zijn totdat zij deze wereld verlaten. Uitblinkers als Hazrat Mirza Ghulam Ahmad gaven weinig om deze wereld. Hij nam nooit een cent van de contributie van zijn volgelingen voor eigen gebruik - een zaak waarin hij op de profeten leek die altijd aan hun mensen verklaarden: "We verlangen niets van jullie voor onszelf". De schrijver heeft hem duidelijk in een droom gezien en hij behoorde zeer zeker tot de hoogste sferen van het spirituele leven.
De taqwa-gedachte
De sleutel tot vooruitgang wordt het best uitgedrukt in de Koranische opvatting van taqwa, of het bewustzijn van Allah, zoals de geleerde Muhammad Asad het vertaalt. Aangezien je meer constant bewust wordt van de aanwezigheid van Allah, verandert je hele realiteit. Je krijgt een ander besef van prioriteiten en een ander inzicht omtrent de wereld. Je begint binnenin te luisteren en je besteedt aandacht aan de tekens die zich in jouw leven manifesteren. Je wordt indachtiger, zoals de Koran dat zegt over degenen die nadenken en overdenken. Hazrat Mirza sahib legde er de nadruk op om tijd te besteden aan bidden en meditatie - peinzen over de verzen en de betekenissen ervan.
In de Risala-i-Qushairiya, een collectie van soefi- geschriften, vinden we een aantal voorbeelden van wat het is om geheel bewust te zijn van Allah.
Ali ibn Husain was in sadjda (de gebedshouding van de teraardewerping) toen brand uitbrak in zijn huis. Hij bewoog zich niet, maar maakte zijn gebed zelfs af. Later, toen hem daarover gevraagd werd, zei hij: "Er is een brand van een nog grotere omvang die mijn aandacht had". Zelfs nu kan men sommige zielen observeren die constant bezig zijn in dhikr - Goddelijk gedenken. Men kan zien dat hun lippen bewegen terwijl ze zitten of lopen en hun aandacht is niet op wereldse zaken gericht.
Gedurende een hevige strijd werd Hazrat Ali ibn Abi Talib, moge Allah hem prijzen, in zijn been getroffen door een pijl die diep in het bot drong. Zijn metgezellen deden hun best om de pijl los te wrikken, maar de pijl bleef stevig vastzitten. Wat moesten ze doen? Ze besloten te wachten tot de gebedstijd, aangezien men opgemerkt had dat Hazrat Ali tijdens het bidden zich totaal niet bewust was van de wereld om hem heen. Terwijl hij bad, begonnen zij in het vlees van de huid te knijpen, het bot te splijten, de pijl los te maken en deze te verwijderen. Naderhand zei Hazrat Ali: "Het lijkt net alsof mijn pijn iets minder is geworden." Ze vertelden over de operatie en Ali zei:
"Als ik bid, en een regen van pijlen wordt op mij gericht of de wereld draait ondersteboven, dan heeft dat geen invloed op mij, omdat op dat moment een spirituele extase mij zo bezighoudt, dat ik afgesneden ben van de wereld om me heen". (Uit Tafsir 'Irfani wa Adab al Qur'an, door Ansari).
Het resultaat van de verlangde staat is alsof je jezelf in een spiegel ziet, compleet, perfect, zeer tevreden met Allah en Hem het meest behagend. Je ziet het Goddelijke in jouw eigen zijn - jouw lichaam wordt een heilige moskee. Stel, zelfs afgezien daarvan, dat je hetzelfde in anderen begint te zien, niet zozeer een bepaalde figuur gehuld in pracht en praal, maar in elkaar, in degenen rondom jou en degenen die per toeval voor jou staan. Stel dat je alle wezens ziet als hun ware geesteszelf, in plaats van hun groffe, stoffelijke en vergankelijke lichamen. Als je het Goddelijke in elkaar ziet, dan zullen vooroordelen en haatgevoelens, arrogantie en superioriteit minder worden en verdwijnen, en zal liefde de leegte vullen. Wij kunnen dat goddelijke licht koesteren waarmee we zijn geboren en we kunnen het waarnemen op de gezichten van anderen zoals beschreven in de Koran.
Hoe kwamen de eerste Ahmadi-moslims tot de beweging? Was het een volledig intellectueel proces? Meestal kwamen zij gewoon naar Qadian waar zij het licht ervoeren dat straalde tussen de wenkbrauwen van de stichter en zijn opgewekte metgezellen. Zij leerden van zijn voorbeeld door in zijn gezelschap te verkeren.
Het koord tussen twee bogen
De verheven staat van de profeet Mohammed, vrede zij met hem, die herhaaldelijk zei, "Ik ben een mens zoals u", werd door Allah Zelf in de Koran beschreven als een koord of boogpees, geplaatst tussen twee bogen, die de sferen voorstellen van het goddelijke en het menselijke. Was hij tegelijkertijd op aarde en in de hemel, was hij één met Allah en de mensen? Was hij één spiegel die in twee richtingen keek? Hij leefde zeker continu in deze mystieke staat - de boogpees. "Hij kwam dichtbij God en leunde toen naar de mensheid. Zo werd het een koord tussen twee bogen." (Zie de Koran, 53:8-9). In zijn spirituele opstijging was er geen sluier tussen hem en de Goddelijke bewustwording. Hij werd, zoals Hazrat Mirza sahib zegt, de druppel die terugkeert naar de Oceaan, en ook in zijn afdaling was er geen sluier. Hij sprak de eenvoudige taal van de mensen. Wanneer je het koord als een lijn neemt, of de gebogen lijn van yin-yang in oosterse begrippen, dan is de Heilige Profeet het meest centrale punt. Echter, het is belangrijk te weten dat er een oneindig aantal punten op de lijn zijn, oneindige mogelijkheden voor een oneindig aantal zielen om op te stijgen. Verder, als we dat koord of die lijn nogmaals bekijken, dan is de naam Allah het middelpunt, terwijl alle andere eigenschaps- en kosmisch zuivere namen ook op dezelfde koordlijn verschijnen. Hazrat Mirza sahib zei:
"Het is duidelijk dat aan de hogere zijde van het koord (bovenste helft van de cirkel) de boog van Goddelijkheid is, zodat toen de volmaakte ziel van Mohammed, vanwege zijn intense klaarheid, zich vanaf het koord (de lijn) voortbewoog, hij in die onbegrensde oceaan van het goddelijke viel en dat wat nog menselijk aan hem was in die Oceaan opging".
Als je begrijpt dat Allah de oceaan is en je bent een druppel, voortkomend uit een druppeltje sperma, dan kan het ware pad (Tariqat Ahmadiyya) gezien worden als een zuivere rivierstroom waarin de druppel naar de oceaan reist. Allah is ons begin en aan het eind keren we naar hem terug. Op het Pad begrijpt men dat dit hele leven een terugreis dient te zijn naar Hem nadat onze ziel in onze lichamen werd geplaatst. Denk eraan, de echte reis voltrekt zich binnenin - jouw eigen hartcentrum is de oceaanpoort. Allah is niet simpelweg binnen jouw bereik, maar Hij zit binnenin je.
Dus, wie is God? Wie is de mens? Wat is goddelijk? Wat is menselijk? Waar is het koord van ontmoeting? Hoe worden die twee een? Wat zijn de obstakels bij het één laten worden van de mensheid? Wat zijn de verschillen? Iemand bracht onder de aandacht, dat in Pakistan niemand zou durven te claimen een profeet te zijn. In India echter, krijgt men niet de minste aandacht of geen enkele spirituele geloofwaardigheid, tenzij hij op z'n minst de incarnatie is van een mindere god. Moslims en Hindoes slachten elkaar alsmaar af vanwege hun verschillen. Misschien wordt de Enige God wel door iedereen gezien, maar in de ene cultuur worden zijn eigenschappen grafisch afgebeeld. In de andere cultuur zijn de namen voldoende. Misschien is het het beste om Allah binnenin te zoeken en niet in uiterlijke vormen, die ons allemaal verdelen.
Relatie tussen God en het fysieke lichaam van de mens
Het menselijke lichaam is wel de tempel van de ziel genoemd en beschreven als de microkosmos van het universum. Het hart lijkt op de zon daarbinnen; de bloedbanen zijn als de banen van planeten. Allah is de Schepper van zowel het menselijke lichaam als van het universum; dezelfde Hand verzorgt en ondersteunt beide. De Almachtige Allah zegt in de Koran: "Zij die u (de Profeet) trouw zweren, zweren slechts God trouw, Gods hand ligt boven hun handen" (48:10). Jad-oellah, de hand van Allah, is toch een hand. Volgens Ahmadiyya standpunt zijn zulke zaken objectief gezien waar, maar niet materieel gezien. De Koran is een godsdienstig boek.
Wat kunnen we hiervan leren? Het was de goddelijke macht die zich manifesteerde in en door de hand van de Profeet die in feite de Hand van Allah was, die de bai'at ontving.
Hoe dichtbij, hoe ver? Allah is dichterbij u dan uw halsader, het kanaal van de levenskracht van het hart naar de hersens. Allah veroorzaakt de levenskracht om in jouw lichaam te circuleren. Hij doet de verbinding tussen het hart en de geest ontstaan, de dans van innerlijke harmonie: "En wanneer Mijn dienaars u omtrent Mij vragen, dan ben Ik zeer dichtbij; Ik verhoor het gebed van de smekende wanneer hij bidt." (2:186)
"God is het Licht van de hemelen en de aarde. Een gelijkenis van Zijn Licht is als een pilaar, waarop een lamp is; de lamp is in een glas, (en) het glas is als het ware een schitterende ster, aangestoken van een gezegende olijfboom, die noch van het Oosten noch van het Westen is, waarvan de olie schier licht geeft, hoewel geen vuur ze aanraakt - licht op licht - God leidt tot Zijn Licht wie Hij wil en God stelt de mensen gelijkenissen voor, en God is bekend met alle dingen." (24:35)
Tot besluit willen we een aantal gedachten van een Amerikaanse vriend met u delen. Het is sjeik Nur Lex Hixon, khalifa van sjeik Muzaffer, hoofd van de Halveti-Jerahi derwisjen. Sjeik Nur zegt dat, toen hij op het bovenstaande vers mediteerde, hij het volgende van de Heilige Profeet ontving:
"Het licht van Allah is het raam dat zich opent boven alle schepping. Op de vensterbank van dit schijnende raam rust de waardevolle lamp van de menselijke ziel, wiens vlam zuiver en stabiel is, beschermd door het transparante kristal van het hart dat subtiel schittert gelijk een ster met het licht van de ziel. Deze lamp (jouw ziel) is ontstoken door een Goddelijk Licht en hij brandt op de aromatische olie van de Levensboom. Die transcendente boom is nergens op de wereld te vinden, niet in het Oosten noch in het Westen. Deze geurige olie van wijsheid straalt op spontane manier een verlichting uit. Hij heeft het niet nodig door een of ander aards vuur te worden aangeraakt. Zo worden het licht van de ziel en de bron van het licht daarachter één, smelten samen en verschijnen zij opnieuw in het mysterie van het eeuwige gezelschap zoals het Licht van Allah in het Licht van Allah."
Voor de Genade van Allah, die ons op zijn vleugels draagt, al-hamdo lillahi Rabb-il-'alamien.
________________________________________
1. Noot van de redacteur:
Hazrat Mirza zelf heeft dit overvloedig duidelijk gemaakt. Hij schreef bijvoorbeeld: "Soms bevat de openbaring van God dergelijke woorden over sommige van Zijn heiligen, in metaforische en figuurlijke betekenis; zij zijn niet bedoeld om letterlijk te worden genomen.... De bijnaam "profeet van God" voor de Beloofde Messias, welke is te vinden in Sahieh Moeslim etc. van de gezegende tong van de Heilige Profeet, is in dezelfde metaforische betekenis bedoeld zoals het voorkomt in soefi-literatuur, waarin het een geaccepteerde en gebruikelijke term is voor goddelijke communicatie. Hoe kan er anders een profeet zijn na de Laatste der Profeten?" (Andjaam Atham, voetnoot, pp. 27-28).