Vasten – 15
De profeet Mohammed ﷺ ontving Kauthar – De overvloed van het goede
1 Waarlijk hebben Wij u (o Profeet) een overvloed van het goede geschonken.
2 Dus bid tot uw Heer en offer.
3 Waarlijk is uw vijand afgesneden (van het goede). – Hoofdstuk 108
· Dit is een zeer vroege openbaring, gericht aan de profeet Mohammed (v.z.m.h.). Net als hoofdstuk 94, dat in de vorige studie werd besproken, werd ook dit hoofdstuk geopenbaard toen de Profeet niets bezat en volkomen hulpeloos was.
Vers 1. Waarlijk hebben Wij u (o Profeet) een overvloed van het goede geschonken. Dit vers zegt in de meest zekere en krachtige termen dat Allah hem Al-Kauthar had geschonken, wat ‘overvloed’, of ‘overvloed van het goede’ betekent. Hier betekent het die overvloed van het goede die Allah aan de profeet Mohammed had gegeven. Hij kreeg de belofte van de overwinning van de islam over alle godsdiensten, hij kreeg hulp tegen zijn vijanden, en hij werd een bemiddelaar voor zijn gemeenschap. In feite kreeg hij zo veel van het goede, op zoveel verschillende manieren, dat het niet te tellen is. Hij kreeg het in de grootste omvang, en geen sterveling voor of na hem heeft ooit zoveel ontvangen.
Enkele van de dingen die hem overvloedig waren geschonken waren: zowel spirituele als wereldse heerschappij over een natie, eer en roem, de toewijding van zijn volgelingen, edelmoedigheid en beschaving, en de beste deugden. En deze profetie, dat hij dit alles zou krijgen, werd gedaan toen hij aan zijn missie begon, toen hij alleen en hulpeloos was, en er geen waarneembaar vooruitzicht was dat hij überhaupt enige vooruitgang zou boeken.
Vers 2. Dus bid tot uw Heer en offer. Dit vers maakt duidelijk, dat niet alleen aan de profeet Mohammed deze overvloed van het goede was beloofd, maar ook aan elke ware volgeling die gebruik maakt van de middelen om die overvloed te bereiken. Er zijn twee manieren om een overvloed van het goede, die beloofd is in vers 1, te verkrijgen: bidden tot Allah, en opoffering; dat wil zeggen, je leven wijden aan het welzijn van alle mensen.
Gebed betekent contact hebben met Allah. Hierdoor ontstaan er in het hart van de biddende de edelste verlangens, en kan hij zich diep concentreren op Allah’s eigenschappen. Deze eigenschappen vormen zijn toonbeeld om te volgen. Als men niet verlangt naar het goede, dan is het simpelweg onmogelijk om goed te doen. Daarom wordt gebed als eerste genoemd. En als deze edele verlangens naar boven komen, dan moet iemand bereid zijn om zijn hele leven in te zetten of op te offeren om dienstbaar te zijn tegenover alle mensen, en niet alleen tegenover één groep of één volk of één gemeenschap.
Het leven van de Profeet was het perfecte voorbeeld van gebed en offer. Zoals het volgende vers laat zien, namen zijn gebed en opofferingen zijn hele leven in beslag, zelfs tot aan zijn dood. Hij wordt in de Koran opgedragen om aan de wereld te verklaren:
“Zeg: Mijn gebed en mijn offers en mijn leven en mijn dood zijn zeker voor Allah, de Heer van de werelden. Hij heeft geen gelijken. En dit is mij bevolen, en ik ben de eerste van degenen die zich onderwerpen.” – 6:162- 163
Door zo’n soort leven te leiden werd hij de meest vooraanstaande van degenen die zich onderwerpen aan Allah – degene die alle anderen voor was. Dit is de hoogste positie van een moslim.
Gebed en offer zijn onderling met elkaar verbonden. Wanneer je de eerste takbir van het gebed uitspreekt, dan maak je je los van alles wat je bindt aan je wereldse leven, net zoals je een dier offert. Voor het gebed offer je je tijd, je drang om andere dingen te doen, en zelfs een beetje van je inkomsten en levensonderhoud op. En als het gebed eenmaal voorbij is, en je wilt dat je gebed perfect is, dan moet je in je dagelijkse bezigheden offers brengen, anders zeg je in je gebed alleen de woorden als ritueel en voer je het in de praktijk niet uit. En als je wilt dat je offers perfect zijn, dan moet je in je gebed Allah smeken dat Hij jouw daden van opoffering aanvaardt. Allah kan deze offers alleen aanvaarden als die oprecht zijn, en niet voor de show, voor naam en faam, of voor een of ander eigenbelang.
Vers 3. Waarlijk is uw vijand afgesneden (van het goede). Het Arabische woord voor ‘afgesneden’ is abtar. Dit slaat op een persoon of personen die van al het goede zijn afgesneden. Ze laten niets achter van zichzelf wat het vermelden waard is, er is niemand om hun plaats in te nemen, hun werk voort te zetten of hun voorbeeld te volgen. Het is ook van toepassing op een persoon die geen nakomelingen of opvolgers achterlaat.
Dit vers weerlegt de beschuldiging van de tegenstanders van de profeet Mohammed. Zij zeiden dat aangezien de Profeet geen mannelijke nakomelingen had, dat zijn naam en missie daarom tot een einde zou komen na hem. Dit vers doet de voorspelling dat het juist zijn vijanden zouden zijn, die zouden worden afgesneden en geen opvolgers zouden achterlaten om hun naam of werk voort te zetten. De Profeet zou tot de Dag des Oordeels gezegend zijn met geestelijke nakomelingen, omdat aan hem een ‘overvloed van het goede’ was geschonken. Hij had de kauthar en hij was geen abtar.
Dit, natuurlijk, bleek bewaarheid tijdens het leven van de profeet Mohammed, toen de volgende generatie, die afstammelingen waren van zijn vijanden, de voetsporen van hun vaders niet volgden, maar in plaats daarvan moslims werden. De geestelijke nakomelingen van de Profeet blijven tot de dag van vandaag bestaan. En als zij zich inzetten om het juiste beeld van de islam en van de profeet Mohammed te presenten aan de wereld, dan zal misschien een volgende generatie, die de nakomelingen zijn van de tegenwoordige tegenstanders van de islam, bewonderaars worden van de islam en die het beste toewensen.
Ramadan Daily Quran Study, Dr. Zahid Aziz
Vertaald in Nederlands door Reza Ghafoerkhan
Uitgegeven door: IslamLab